Gruwelkelder
De geur van uitwerpselen streed zij aan zij met die van de dood. Beide leken vast van plan om de indringers te verjagen en buiten de poorten van hun domein te houden. In dit geval het huis van Tara’s overleden opa.
“Jullie blijven hier, wij rijden de eerste lading troep naar gemeentewerken.”
“Maar mam...”
De blik die Tara van haar moeder kreeg, behoefde geen woorden. Sinds Lenie Vermeulen haar vader dood in bed gevonden had, waar hij al bijna twee weken lag te vergaan, had ze een humeur om op te schieten. Lijdzaam keek Tara toe hoe haar moeder instapte en verder ruziede met haar vriend. Die reed veel te hard weg, het grind van de oprit spatte op vanonder de banden. Tara ving nog net een glimp op van het kibbelende tweetal, voor ze zich omdraaide en terug het huis in slenterde.
Ze vermeed het om naar de kelderdeur te kijken. Daarachter woonde immers de moordenaar van haar oma. Hoewel het niet koud was, rilde ze. Ze wreef over haar dunne bovenarmen en keek de huiskamer in. Daar stond Niels te rommelen in de lades van de antieke kast.
“Kijk eens!”
Triomfantelijk hield hij een gouden armband omhoog.
“Die ga je toch wel aan mama geven?”
De ogen van Niels begonnen boosaardig te schitteren. Hij liep op Tara af en grijnsde.
“Waarom zou ik? Jij gaat vast niet verklappen dat ik hem gevonden heb.”
Tara deinsde achteruit. Niels was een kop groter en zeker twintig kilo zwaarder dan zij.
“En waarom zou ik dat niet doen?” vroeg ze in een opwelling van dapperheid.
Niels propte de armband in zijn broekzak en greep haar bij haar schouders.
“Waarom? Omdat ik weet waar jij bang voor bent. Het bangst van alles.”
Hij bewoog zijn gezicht naar het hare en lachte. Zijn adem stonk naar een mix van cola, chocolade en chips. Walgend probeerde Tara zich uit zijn greep te bevrijden. Het angstzweet brak haar uit. Hij zou toch niet... Maar Niels duwde haar de gang in.
“Laat me los!”
“Dat dacht ik niet. Jij zult je mond houden, omdat ík het zeg.”
Zijn vingers boorden zich in haar bovenarmen. Tara’s hart bonsde in haar keel toen ze de muur in haar rug voelde. Links van haar was de kelderdeur die Niels met één hand opende. Een muffe geur sloeg hen tegemoet.
“Laat me los, Niels! Ik wil het niet! Alsjeblieft, niet doen!”
Haar smeekbede haalde niets uit. Onverbiddelijk sleurde Niels haar naar de kelderopening. Op het plateautje voor de keldertrap dwong hij haar op haar knieën. Achter haar lonkte het duister, dat met gretige vingers haar trillende lijf streelde. Tara probeerde te voorkomen dat Niels haar zou opsluiten en klauwde wanhopig naar zijn benen. Tevergeefs. Met een klap sloeg hij de deur dicht en draaide de sleutel om in het slot. Tara veerde onmiddellijk overeind en gilde.
“Laat me eruit, Niels! De spin is hier!”
“Domme bangerik. Er is daar helemaal niets!”
Hysterisch bonkte Tara op de deur en sloeg een aantal keren op het lichtknopje, zonder het gewenste effect. Het licht deed het niet. Ze proefde snot in haar mond lopen terwijl ze smeekte om bevrijding. Er gebeurde niets. De voetstappen van Niels verwijderden zich van de deur. Radeloos zakte Tara door haar knieën en maakte zich heel klein.
Opgerold als een baby lag ze tegen de deur aangedrukt. Haar hysterie zakte, het snikken verminderde. Ze durfde haar ogen niet te openen, bang voor het duister dat haar volledig omsloot. Bang om ergens in dat duister twee rode ogen te zien. De ogen van de spin. Niels zei dat er niets was in de kelder, maar opa, die bioloog geweest was van beroep, had verhalen verteld over allerlei gemuteerde dieren die hij tien jaar na de kernramp in de omgeving van Tsjernobyl had aangetroffen. Drie jaar geleden was hij terug geweest naar het onderzoeksstation dat hij daar ooit had opgezet. Hij kreeg er te horen dat door de jaren heen twee van zijn voormalige collega’s op geheimzinnige wijze waren verdwenen en daar had hij een gruwelijke theorie over. Terug in Nederland had hij hun tijdens een diner opgewonden verteld over een zwarte spin van bijna een meter in doorsnee die hij er gezien had. Volgens hem kon een monster van dergelijke afmetingen rustig een mens verschalken. Tara herinnerde zich hoe haar opa later met iets van waanzin in zijn ogen beweerd had dat precies zo’n spin haar oma had vermoord, beneden in de kelder. Bijna niemand geloofde hem, behalve zij.
De dokter zei dat oma een hersenbloeding had gehad terwijl ze de keldertrap afdaalde. Ze was gevallen en had daarbij een beschadiging aan haar rug opgelopen. Nadat opa haar gevonden had, brachten hulpdiensten haar naar het ziekenhuis. Daar had ze een week lang roerloos in bed gelegen, niet in staat om spreken, te eten of te drinken. Uiteindelijk had ze er voorgoed haar ogen gesloten.
Het verhaal over de spin had Tara’s moeder zo kwaad op haar vader gemaakt, dat ze het vertikte nog bij hem langs te gaan, iets wat ze zo’n twee jaar had volgehouden. Het was opa die de eerste stap zette naar herstel van het contact. Hij had haar gebeld en gesmeekt om weer eens langs te komen. Maar Tara kende haar moeders koppigheid. Ze had haar aan de telefoon horen schreeuwen dat ze genoeg had van zijn horrorverhalen en dat hij het op zijn buik kon schrijven dat ze ooit nog een voet bij hem in huis zou zetten.
Waarom ze uiteindelijk toch naar hem toe gegaan was, kon Tara alleen maar raden. Het was vast om geld te doen geweest. Aangezien haar moeder enig kind was, hadden haar ouders haar regelmatig wat geld toegeschoven. Dat miste ze vast en zeker veel meer dan het contact. Eenmaal bij haar vader in huis, ontdekte Lenie dat hij al langere tijd dood in bed lag.
Tara wreef het snot en de tranen van haar gezicht en knipperde met haar ogen. Op de streep licht na die onder de deur door kwam, was het volkomen donker om haar heen. Ze klappertandde. Nu haar neus niet meer zo dicht zat, drong de muffe geur van de kelder weer tot haar door. Nog altijd doodsbang om in het duister iets angstaanjagends te zullen ontdekken, sloot ze haar ogen weer.
Het vrijstaande huis was nu van haar moeder. Ondanks het tegensputteren van Tara en Niels wilde zij dat ze er met z’n allen gingen wonen. De gedachte alleen al maakte Tara misselijk. Het betekende immers dat ze weer helemaal opnieuw moest beginnen met het maken van vrienden. Iets waar ze toch al niet goed in was.
“Niels? Laat me er nu uit, alsjeblieft? Straks komen mama en Peter terug en dan zullen ze boos zijn. Niels?”
Het bleef een moment angstwekkend stil na haar vraag. Toen hoorde Tara onderaan de trap iets ritselen. Ze bevroor. Het was het geritsel van poten. Van meerdere, voorzichtig voortschuifelende poten. Haar hart begon pijnlijk te bonzen. Doodsbang duwde ze zich op haar knieën. Ze drukte haar handen plat tegen de deur en piepte.
“Niels!”
Het geschuifel kwam dichterbij. Alle haren op Tara’s lijf kwamen overeind.
“Niels! Laat me eruit! Het is... Het is de spin! Niels!”
Achter zich hoorde ze het wezen naderen. Het voelde alsof links en rechts van haar twee beweeglijke poten langs haar armen streelden, alsof daaronder nog eens twee poten zich rond haar middel sloten. Iets zwaars drukte tegen haar rug. Tara’s hart viel stil. Ze wist het zeker: het was de spin. En hij was reusachtig.
In een reactie op de aanrakingen liep ongewild haar blaas leeg. De urine stroomde langs de binnenkanten van haar benen in hetzelfde tempo als de tranen over haar wangen liepen. Ze kneep haar ogen dicht en slaakte een gil.
“Niels! Hélp!”
Aan de andere kant van de deur hoorde ze de voetstappen van haar broer naderen. Maar dat was niet alles wat ze hoorde. Ze hoorde hoe hij haar uitlachte.
“Hou op met die onzin, Tara. Ik laat je er toch niet uit!”
De voetstappen van Niels verwijderden zich weer. Een angstwekkend lange minuut heerste er stilte. Daarna werd deze verbroken door een stem die Tara’s hoofd vulde.
Wees niet bang.
Jij en ik zijn één.
Omarm het onvermijdelijke.
Niets is voor niets.
Luister naar wat ik zeg...
“Verdomme, Niels! Stelletje rotkinderen! Kan ik jullie nou nooit eens een moment alleen laten?”
De sleutel ging om in het slot, de deur week en licht stroomde de kelder binnen. Tara tuimelde de hal in. Lenie Vermeulen vertrok haar gezicht in afgrijzen.
“Je hebt in je broek gezeken!”
Als een koude douche daalde een stroom van verwijten op Tara neer. Noch haar moeder, noch haar vriend Peter of Niels, besteedde aandacht aan haar lethargische houding. Ze had haar duim in haar mond en het was alsof het geschreeuw niet tot haar doordrong, alsof ze sliep met haar ogen open. Lenie Vermeulen sleurde haar dochter naar de auto, smeet haar op de achterbank en besloot dat het eerste dagje opruimen in haar vaders huis ten einde was.
“Blijf van me af!”
Lenie schrok van Tara’s heftigheid. De bulten onder haar oren zagen er vreemd uit. Ze waren begonnen als vlekjes, maar hadden nu de grootte van een golfbal, met precies zulke putjes erin. De plekken deden rood en warm aan.
“Ik wil alleen maar kijken. Misschien zijn het vetbulten, maar misschien heb je een vorm van de bof of zo.”
Tara’s ogen glommen alsof ze koorts had. Er straalde een ongekend venijn uit.
“Het gaat vanzelf over!”
“O, mij best hoor. Als je maar weet dat ze je er op school mee zullen pesten.”
Zonder verder iets te zeggen, verliet Lenie Tara’s kamer. Ze had wel wat beters te doen dan voor kindermeisje spelen. Er was nog heel wat werk te verzetten in het huis. Ze wilde er niemand voor inhuren, zelfs al zat ze er nu warmpjes bij. Lange tijd had ze moeten sappelen en daar had ze nu geen zin meer in. Schoonmaken kon ze als de beste, daar had ze niemand bij nodig, ook Peter niet.
Hoewel hij verrukt geweest was over haar erfenis, had hij toch de benen genomen. Ze miste hem niet. Hij was een nietsnut die haar seksueel had weten te bevredigen, maar verder schromelijk tekortschoot. Met tegenzin had hij haar de eerste twee dagen geholpen, daarna had hij zijn koffers gepakt. Haar enige reactie was ‘opgeruimd staat netjes’ geweest. Nu zat ze nog opgescheept met haar twee onhebbelijke kinderen. De veertienjarige Niels was de minst vervelende van de twee. Hij ging zoveel mogelijk zijn eigen gang. De twee jaar jongere Tara daarentegen hing constant als een klit om haar heen, of ze haar nu wegduwde, een lel verkocht of uitschold. Op de een of andere manier kwam de boodschap maar niet aan.
Lenie had nooit kinderen gewild, maar had zich in een vlaag van verliefdheid laten verleiden tot het nemen van deze twee. Haar ex hield het kort na Tara’s geboorte voor gezien. Hij had duidelijk nooit beseft wat het opvoeden van kinderen inhield en hoeveel offers dat van ouders vroeg. Na zijn vertrek liet Lenie zich nooit veel gelegen liggen aan haar kinderen. Hoe ouder ze werden, des te eenvoudiger het werd. Nu ook voor Tara de lagere school verleden tijd was, had Lenie het gevoel dat ze eindelijk haar eigen leven kon gaan leiden. Met een aardige som geld achter de hand en een joekel van een hypotheekvrij huis, moest dat toch niet moeilijk zijn.
Tara voelde aan de plekken in haar hals en huiverde. Ze bekeek ze in de spiegel en voelde hoe de warmte erin zich uitbreidde naar haar gezicht, haar schouders en borst. Het voorval in de kelder had haar veranderd. Of er werkelijk een reusachtige spin huisde in de kelder, of dat ze puur en alleen haar eigen angst had ontmoet, daarvan was ze niet zeker. In haar hoofd had ze gehoord: Wees niet bang. Jij en ik zijn één. Vreemd genoeg was dat een geruststellende gedachte. Spinnen waren immers niet bang voor mensen, het waren mensen die bang waren van spinnen.
Beneden hoorde ze Niels roepen: “Mam, ik ga naar school!”
“Niels, wachten jij! Je neemt je zusje mee.”
“Hè, mam! Dat kun je toch niet menen? Ik...”
“Je neemt je zusje mee en daarmee uit! Of moet ik je een dreun verkopen? Tara?”
Tara draaide zich weg van de spiegel in haar nieuwe kamer en antwoordde dat ze eraan kwam. Ze pakte haar tas en liep de trap af naar beneden. In haar opa’s huis was het nog altijd rommelig, al was het niet meer zo erg als het geweest was. Haar moeder liet zich hier van haar ijverige kant zien.
“Als jullie thuiskomen, zal ik er niet zijn. Ik ga eerst in huis werken en dan heb ik wel wat vertier verdiend. Hier hebben jullie een sleutel. In de keuken en de kelder kun je eten vinden. Je kunt pakken waar je trek in hebt.”
Met een gezicht als een onweerswolk pakte Niels de sleutel aan. Hij wierp Tara een vernietigende blik toe en stampte naar de schuur om zijn fiets te pakken.
“Als je maar niet denkt dat ik kindermeisje ga spelen. Zodra school in zicht komt, ben ik weg, begrepen?”
Zonder een woord te zeggen, wierp Tara hem een strakke blik toe en stapte op haar fiets.
Tara vroeg zich af of er iets ergers bestond dan haar moeder gelijk te moeten geven. Ze wérd gepest. In tegenstelling tot vroeger, huilde ze nu niet. Het deed pijn, maar onder de pijn kolkte een berekenende woede. Ze hield zich gedeisd en onthield zich van commentaar op de snerende opmerkingen die haar om de oren vlogen. De hele dag door voelde ze de honger knagen. Ze had niet ontbeten en in de lunchpauze durfde ze niet aan te sluiten in de rij in de kantine.
Tijdens de laatste les bewoog ze het puntje van haar tong over de binnenkanten van haar hoektanden en ontdekte dat daarboven ook twee bobbels zaten. Gedachteloos stak ze een wijsvinger in haar mond en duwde tegen één van de bulten. Prompt sijpelde er vocht uit, dat een weeïge smaak in haar mond achterliet. Even was Tara bang dat ze ontstoken wortels had en dat het geen speeksel was dat uit haar tandvlees stroomde, maar pus. De vloeistof op het topje van haar vinger was echter reuk- en kleurloos. Op dat moment hoorde ze een meisje achter haar een gil slaken.
“Getver! Er lopen spinnen in je nek!”
De uitroep zorgde voor hilariteit alom. Tafels en stoelen werden ruw weggeschoven, aanstellerige meiden sprongen op hun stoelen en gilden de boel bij elkaar. De lerares probeerde tevergeefs de aandacht te krijgen door op het bord te timmeren en om stilte te roepen.
Tara voelde aan haar hals. Er kriebelde inderdaad iets. Geschrokken rende ze de klas uit en vluchtte naar de toiletten Daar hield ze hijgend stil voor de spiegel en keek met grote ogen naar zichzelf. Uit de bobbels krioelde een veelvoud aan kleine spinnen. Haar eerste reactie was slaan naar de stroom van beweeglijke, zwarte bolletjes. Een aantal belandde in de wasbak. Snel zette ze de kraan open en spoelde de spinnetjes weg. Nu liepen er nog op haar kleren. Opnieuw sloeg ze ernaar en vertrapte degene die op de grond terechtkwamen.
“Gaat het?”
Dat was de lerares. Verward keek Tara naar de zojuist verschenen vrouw. Het eerste dat in haar opkwam, was een gemompeld: “Ik ben daarnet zeker door een spinnenweb of zo gelopen. Het zijn allemaal kleine spinnetjes.”
De lerares knikte zonder al teveel interesse te tonen.
“Dat zal het geweest zijn. Kom.”
Niels was al thuis. Tara hoorde hem in de keuken bezig. Hij sloeg met de kastdeurtjes en mopperde hardop.
“Er is wel wat te eten, zei ze. Maar waar dan?”
Tara kon haar maag horen knorren. Ze zoog op de bult op haar tandvlees, waar eerder op de dag vocht uit gelopen was en proefde opnieuw de weeïge smaak.
“In de kelder misschien?”
Met een ruk draaide Niels zich om. Hij had haar kennelijk niet horen thuiskomen.
“Hoe bedoel je in de kelder?”
“Dat zei mama. Er is eten in de keuken en in de kelder,” verduidelijkte Tara.
Niels grijnsde vals naar haar.
“Als je maar niet denkt dat ik de kelder in ga terwijl jij hier bent. Straks sluit jij mij op.”
Tara beantwoordde zijn grijns met een lachje.
“Nee maar, Niels Vermeulen is bang voor zijn kleine zusje.”
De grijns maakte plaats voor woede. Niels haalde naar haar uit, maar miste omdat Tara razendsnel wegdook.
“Doe niet zo stom! Heb je nou honger of niet? Is hier werkelijk niets te vinden in de kasten?”
“Eieren en een restje kaas. Dat is alles.”
Even stonden ze zwijgend tegenover elkaar. Toen besloot Tara: “Dan ga ik toch in de kelder kijken? Als jij niet dúrft.”
Ze snoof, draaide zich om en liep naar de gang. Ongewild begon toch haar hart te bonzen, haar ademhaling versnelde. Hoewel ze niet bang was zoals die keer dat Niels haar in de kelder had opgesloten, toch knaagde een eigenaardig gevoel aan haar. Naast dat gevoel, knaagde de honger. Vastberaden trok ze de deur open en drukte op het lichtknopje. Ditmaal baadde de kelder terstond in het licht. Tara liep naar de keldertrap. Terwijl ze haar voet op de eerste trede zette, hoorde ze achter zich de voetstappen van Niels. Ze wierp hem over haar schouder een blik toe en zag in één oogopslag dat hij het moeilijk had met haar schijnbare kalmte. Halverwege de trap hoorde ze hem sneller naderbij komen. Hij haastte zich langs haar heen, alsof hij haar wilde bewijzen dat hij niet bang was. Tara lachte zachtjes.
Beneden was het één grote bende. De plek waar opa eens zijn terraria had staan, lag nu van alles wanordelijk opgestapeld, overdekt met spinnenwebben. De rekken tegen de muren puilden uit van de rommel. Slechts één rek stond er een beetje ordelijk bij, met frisdrank en allerhande voorverpakt eten op de planken. Niels greep een fles cola en bekeek gretig de keuze aan voedsel.
Tara hield verwachtingsvol stil op de laatste tree. In haar hoofd hoorde ze de stem herhalen: Omarm het onvermijdelijke. Er klonk geschuifel. Gefascineerd keek Tara toe hoe iets groots en donkers tevoorschijn kwam vanachter een berg rommel. Niels had het niet direct door. Pas toen een leeg augurkenblik kletterend omviel, draaide hij zich om. Terstond puilden zijn ogen uit. Hij liet de fles cola vallen en zocht schichtig naar een uitweg. Daar trof zijn blik die van Tara. Haar mondhoeken waren omhoog gekruld in een duivels lachje.
“Niels? Tara?”
“Mam! We zijn hier beneden. Kom vlug, Niels is gevallen!”
Lenie Vermeulen vond de kelderdeur wijd open toen ze thuiskwam. Ze liep het plateautje op en keek van boven aan de trap naar beneden. Daar zag ze Tara op haar hurken naast Niels zitten.
“Verdomme,” gromde ze, terwijl ze met onvaste passen de trap af liep, “het is ook altijd wat met jullie twee.”
Beneden gekomen keek ze naar haar zoon, wiens gezicht vertrokken was in een pijnlijke grimas. Hij probeerde overeind te komen, maar dat lukte hem niet. Vervolgens probeerde hij te praten, getuige het trekken met zijn mond, maar ook dat leidde tot niet veel anders dan wat onverstaanbaar gekerm. Hij had moeite om het speeksel in zijn mond weg te slikken. Het leek verdorie wel alsof hij dronken was. Net zoals zij. Lenie giechelde stompzinnig bij de gedachte.
“Niels, kom overeind. Je kunt hier echt niet blijven liggen.”
Tara ging staan. Ze keek Lenie met een ondefinieerbare blik in haar ogen aan.
“Hij kan niet overeind komen.”
“Is hij van de trap gevallen?”
Tara schudde haar hoofd.
“Nee, hij is hier gevallen. Door de spin.”
Hoewel ze dronken was, haalde Lenie onverwacht snel uit. De beweging die ze maakte, bezorgde haar zelf een duizeling. Haar vlakke hand daalde krachtig neer op Tara’s linkerwang terwijl ze krijste: “Rotmeid! Hou op met die idioterie!”
Haar klap had een eigenaardig gevolg. Er weerklonk een schrille piep, gevolgd door het geluid van rap voortbewegende poten. Uit een hoek van de kelder dook een zwarte schaduw op. Lenie slaakte een doordringende gil en deinsde achteruit tot ze het rek haar in haar rug voelde. Voor haar stond de grootste spin die ze ooit gezien had. Een spin zo groot, dat het onwaarschijnlijk was. Ze schudde met haar hoofd. Wat had ze in godsnaam gedronken?
Tara leek niet onder de indruk van de gruwelijke verschijning. De spin hief zich op zijn achterste poten en maaide met de voorste vier dreigend in lucht. Lenie hapte naar adem. Ze drukte zich nog iets dichter tegen het rek, alsof dat haar bescherming kon bieden tegen het monster.
“Niet doen!”
Ongelovig keek Lenie naar haar dochter. Die keek berekenend van de spin naar haar en zei: “Jij wilde opa niet geloven. Nu zie je dat hij gelijk had.”
Tranen vulden Lenies ogen. Ze begon van top tot teen te trillen nu de werkelijkheid tot haar doordrong en ze jammerde: “Wat wil je van mij?”
Tara’s antwoord klonk onheilspellend.
“Eten. En Niels is als eerste aan de beurt. Om gegeten te worden! Aan jou de keuze. Of je helpt de spin aan eten, of je wordt gegeten. Je zegt het maar.”
“Eten? Hij is als eerste aan de beurt? Je kletst uit je nek!”
Een naar lachje vulde de kelder.
“Denk je dat?” spotte Tara. “De spin heeft Niels vol gespoten met gif. Dat lost langzaam maar zeker zijn ingewanden op. Al wat de spin straks hoeft te doen, is hem leegzuigen. Het is dat akelige joch zijn verdiende loon. De spin kan met jou precies hetzelfde doen, maar dat zou betekenen dat ik het in mijn eentje moet zien te rooien. We kunnen jou nu goed gebruiken. Hij moet eten en ik moet eten. Zo simpel is het.”
Lenie drukte met trillende vingers haar zoveelste sigaret uit. Ze had willen vluchten. Ze had de ongediertebestrijding willen bellen en het huis laten ontdoen van dat smerige beest. Maar ze was doodsbang dat er niet slechts één was. Waar één spin woonde, waren er altijd meer.
Natuurlijk kende ze het verhaal van haar vader. Ze had zich voorgenomen hem nooit te geloven. Zijn collega’s geloofden hem niet eens. Toch was ze diep in haar hart bang geweest. Bang dat hij stiekem zo’n beest mee naar huis genomen had. Of dat er één in zijn bepakking gezeten had, zonder dat hij het besefte. Ze had altijd een pesthekel aan spinnen gehad en hij wist dat. Hij had haar bewust angst aangejaagd met zijn verhalen. Het besef dat het niet slechts verhalen geweest waren, liet een smaak in haar mond achter die nog bitterder was dan haar zwarte koffie.
Eten, wilden ze. Op verzoek van Tara had ze voor haar spiegeleieren gebakken. De spin had zichzelf al een maaltijd bereid. Lenie had nooit van haar kinderen gehouden. Desondanks deed het idee dat dat smerige beest haar vlees en bloed vergiftigd had met de intentie al het leven uit hem te zuigen, pijn. Lenie zou nooit meer de blik in de ogen van Niels vergeten. De verstarde doodsangst, zwemmend in tranen. Voor hem was er niets meer aan te doen. Toch voelde ze zich rebels. Opgeven hoorde niet bij haar karakter. Ze goot het laatste restje koffie naar binnen en griste een volgende sigaret uit het pakje dat op de keukentafel lag. Op dat moment hoorde ze voetstappen. De keukendeur ging open en Tara verscheen.
“Mam? Ik heb honger.”
Het gezicht van haar dochter zag bleek, alsof ze slecht geslapen had. De bulten in haar hals waren echter geslonken. Ze waren in elk geval niet meer zo bobbelig en rood.
“En wat wil je daarmee zeggen?”
Tara’s gezicht vertrok in een sadistische grimas. Lenie huiverde om de uitdrukking in haar dochters ogen.
“Dat jij iets te eten voor me moet maken.” Tara schoof een stoel naar achteren en ging verwachtingsvol tegenover Lenie zitten.
Die twijfelde even. Ze liet zich doorgaans niet commanderen. Het leek haar nu echter beter om niet te ondoordacht te werk te gaan. Als er iets was waar ze waarde aan hechtte, dan was het wel haar eigen leven.
“En wat had mevrouw gehad willen hebben,” sneerde ze dus.
“Doe nog maar een keer spiegeleieren.”
Tara was die ochtend wakker geworden van een kriebelig gevoel in haar gezicht. In tegenstelling tot de vorige dag op school, schrok ze nu niet van de spinnetjes. Ze wist dat ze uit de bobbels in haar hals gekropen waren. Ze wist ook dat ze nooit allemaal zouden blijven leven. Haar paniekreactie had het leven van een handvol van hen gekost, de rest zou ze met rust laten. Als ze bij haar wilden blijven, dan zou ze voor hen zorgen als een moeder. Ze verwachtte dat, zolang ze klein waren, hun voedsel uit insecten zou bestaan. Pas als ze de normale spinnengrootte voorbij waren, zouden insecten niet meer genoeg voor hen zijn. Tot die tijd hoefde alleen de spin in de kelder gevoed te worden.
Tara genoot van de macht die ze over haar moeder had. Al die jaren van onbeantwoorde liefde waren in één klap naar de achtergrond verdreven. Ze beval haar om Niels ziek te melden en verder te gaan met het huis schoonmaken. Zelf maakte ze zich klaar om naar school te gaan.
In tegenstelling tot anders, voelde Tara zich verbazingwekkend zelfverzekerd toen ze alleen naar school ging. Op het schoolplein zag ze kinderen uit haar klas in groepjes bij elkaar staan. Er werd over haar gefluisterd en om haar gelachen, maar ze trok zich er niets van aan. De geuren om haar heen kwamen op de een of andere manier anders op haar over. Ze kon niet goed thuisbrengen wat voor geur het precies was die ervoor zorgde dat het water haar in de mond liep.
Ze had niet schoongemaakt. In plaats daarvan had ze gedronken. Lenie slenterde door het huis, dat sinds het bizarre moment in de kelder lang niet meer zo aantrekkelijk voor haar was. Het geluid van de bel liet haar opschrikken. Het was Peter.
“Hé, schatje. Ik kom mijn excuses aanbieden. Eigenlijk had ik niet zomaar weg moeten...”
Lenie liet hem niet uitpraten. Ze omhelsde hem en kuste hem hartstochtelijk, waarna ze zich van hem losrukte en hem haar redder noemde. Vervolgens sleurde ze hem naar de keuken en drukte hem op een stoel neer. Gejaagd begon ze haar verhaal te doen. De uitdrukking op Peters gezicht veranderde van opgewekt naar verbaasd en vervolgens naar achterdochtig.
“Je hebt gedronken.”
Woedend wilde ze naar hem uithalen, maar Peter was sneller dan zij. Hij greep haar hand vast.
“Alsof dat iets uitmaakt! Jij zou ook aan de drank gaan als je zoiets walgelijks had meegemaakt als ik!”
Peter grijnsde om haar.
“Je bent mooi als je boos bent.”
In plaats van bozer te worden om dat cliché, grinnikte Lenie. Ze ging bij hem op schoot zitten en kuste hem opnieuw. Het goedmaken na een ruzie, was hen altijd goed afgegaan. Deze keer zou ze zijn geilheid gebruiken voor haar plannetje.
“Ik voel dat je je wel in bent voor een vrijpartij.”
“Jij niet zeker,” spotte Peter.
Lenie duwde zich een beetje van hem af en keek hem diep in zijn ogen.
“Jawel, maar niet nu. Jij denkt dat ik een fabeltje vertel, hè? Dan durf je vast en zeker wel met mij de kelder in te gaan.”
“Natuurlijk durf ik dat. Als jij daar gelukkig van wordt.”
“Dat word ik. Maar we kunnen niet ongewapend gaan.”
Lenie liet hem lachen. Uiteindelijk zou ze zelf ook gelachen hebben als ze niet gezien had wat ze de vorige avond had gezien. In de huiskamer hingen twee zwaarden aan de muur. Ze griste ze er vanaf en gaf er Peter één in zijn handen. Dit lokte opnieuw een lachsalvo bij hem uit. Geduldig wachtte Lenie tot hij tot bedaren gekomen was.
“Luister goed, Peter. Je kunt nog wel eens voor een verrassing komen te staan daar beneden, dus wees gewaarschuwd.”
Natuurlijk liet ze hem voorgaan. Als dat beest zich zou laten zien en Peter erdoor overrompeld werd, dan had zij voldoende tijd om stelling te nemen en het monster met haar zwaard te doorboren. Ze deed voorzichtig de kelderdeur open, beval Peter om het licht aan te doen, en volgde hem naar de trap.
Peter zag in één oogopslag Niels op de grond liggen. Hij wierp Lenie een verwarde blik toe. Ze knikte heftig en gaf hem een duwtje in zijn rug. Met het zwaard in de aanslag zette hij een stap op de eerst tree, de tweede, de derde. Lenie volgde op een afstandje, eveneens met het zwaard voor zich. Ze keek schichtig naar links en rechts, maar ook naar boven, bang dat het beest zich misschien bovenop een rek verstopt had. Daar hoorde ze het schuifelende geluid. Haar hart begon te bonzen, ze voelde het bloed wegtrekken uit haar gezicht en haar handen klemden zich nog steviger om het gevest van het zwaard. Bovenop een berg rommel bewoog iets. De voorpoten van de spin werden zichtbaar.
“Jezus! Godallemachtig, wat is dat voor beest?”
Peters kreet lokte de spin helemaal tevoorschijn. Het dier sprong naar voren, vier voorpoten gespreid en het bolle lijf zwevend in de lucht. Peter slaakte een rauwe gil toen de poten hem raakten. Wild stak hij toe, trok het zwaard terug en stak nog een keer. De spin maakte een hoog geluid, dat de trommelvliezen van Peter en Lenie bijna liet barsten. Er stroomde een kleurloze vloeistof uit het lijf van de spin en het reusachtige beest rolde trekkend met zijn poten achterover. In een jubelstemming wurmde Lenie zich langs Peter en begon als een wilde op het beest in te steken.
“Vuile moordenaar,” gilde ze. “Hier! En hier! En hier!”
Hijgend hield ze na een aantal keren steken op. De drank zorgde ervoor dat haar hoofd tolde. Ze leunde zwaar tegen de trapleuning en keek Peter met brandende ogen aan. Hij hijgde ook. De blik in zijn ogen was nog altijd verward, maar ze zag er ook opluchting in.
“Mijn god, wat een gigantisch beest is dat,” mompelde hij.
“Wás, mijn liefste, wás.”
Na wat stuiptrekkingen, lag de spin stil. Peter schuifelde naar het beest toe en schopte ertegen, deed daarna snel wat passen achteruit. Het dier bewoog niet meer. Vervolgens wendde hij zich tot de roerloos op de grond liggende Niels en gaf hem ook een duwtje met de punt van zijn schoen. Geen enkele reactie. De wijd open gesperde ogen waren verstild.
“Waarmee heeft dat beest zich in leven gehouden? Met mensen? Dit kan nooit zijn eerste slachtoffer zijn.”
Peter wurmde zich langs de spin en begon in het wilde weg met zijn zwaard in de rommel te prikken. Hij duwde blikken opzij en zakken met oude kleding waar de stof in wolken vanaf kwam. Daaronder stonden drie terraria waar uiteraard geen levende dieren meer in zaten, maar die wel tot de nok toe gevuld waren met de gemummificeerde overblijfselen van dieren. De onderste laag bestond uit vogels, erop lagen katten en daar weer bovenop honden. Maar het ergste was datgene wat bovenop de stapel lag: een uitgedroogd kinderlijkje. Lenie ging bijna over haar nek. Kokhalzend rende ze de trap op naar boven. Peter volgde iets later.
Lenie zat aan de keukentafel en griste een sigaret uit haar pakje. Peter deed hetzelfde en een tijdje zaten ze daar zwijgend te roken. Toen zei Peter, alsof hij haar daarmee wilde geruststellen: “Ik zag in de gauwigheid maar één menselijk lijk. Naast dat van Niels natuurlijk.”
Weer bleef het een tijd stil. Lenie staarde verloren naar buiten.
Peter vroeg: “Moeten we de politie waarschuwen?”
Ze keek hem aan. Als de politie eraan te pas kwam, dan kon dat vervelende gevolgen hebben. En dat terwijl zij alleen maar wilde genieten van wat ze eindelijk verworven had. Een groot huis. Geld. Eén kind minder... Hm. Ze kon Niels als vermist opgeven, maar het was minder eenvoudig om zich ook te ontdoen van Tara, hoe graag ze dat ook wilde.
“Wat vind jij?”
Peter nam een diepe haal van zijn sigaret en blies de rook bedachtzaam uit.
“Misschien beter van niet. We moeten geen slapende honden wakker maken. Wie weet hoe lang dat lijk er al lag. Het zag er in elk geval compleet verdroogd uit. Waar ik me zorgen om maak, dat is Tara.”
Waarop Lenie grijnsde en zei: “Laat die maar aan mij over.”
Er was iets mis. Ze kon het voelen. Ruiken. Bedachtzaam zoog Tara op de bulten in haar mond. De auto van Peter stond op het terrein. Het verbaasde haar niet dat hij weer terug was. Tijdelijk, want uiteindelijk hield niemand het lang met haar moeder uit.
Ze zaten aan de eettafel. In de keuken hing een blauwe walm. Misprijzend keek Tara van Lenie naar Peter en weer terug. Even hing er een gespannen stilte, toen stond haar moeder op. Er ging een onverklaarbare dreiging van haar uit.
“Kom eens mee jij.”
Lenie ging haar voor naar de kelder, drukte op het lichtknopje en wees met haar hoofd naar binnen. Zonder het te zien, wist Tara meteen dat de spin dood was. Dat was wat ze rook. Te ontdaan om oplettend te blijven, moest ze een flinke mep tegen haar hoofd incasseren. Ze slaakte een kreet en wilde wegrennen. Lenie was echter in een euforische stemming. Daar beneden lag het teken van haar overwinning: de dode spin. Ze greep haar dochter in haar nekvel en schudde haar door elkaar.
“Dat zal je leren!”
Waar Lenie echter niet op rekende, was Tara’s reactie. Razendsnel klauwde ze zich met beide handen aan haar moeders vast. Ze sloeg haar benen om haar heen en drukte zich tegen haar aan. De geur van haar moeders zweet drong haar neus binnen. Als in een reflex duwde ze haar gezicht in haar hals. Alsof ze een hap van een meloen wilde nemen, opende ze wijd haar mond en klapte haar kaken op elkaar met het vlees van haar moeders hals ertussen. Lenie krijste terwijl zij beet. En doorbeet, tot het bloed haar mond in stroomde. Krijsend als een varken op de slachtbank probeerde Lenie zich uit haar greep te bevrijden.
Vanuit de keuken stormde Peter naar hen toe. Hij wierp zich tussen beiden, rukte Tara van Lenie af en smeet haar achteloos in een hoek. Jammerend sloeg Lenie haar armen om zijn nek.
“Dat rotkind heeft me gebeten!”
“Rustig maar, schatje, rustig maar. Ik mep haar de andere wereld in als ze nog zoiets flikt!”
De smaak van bloed had een verbijsterend effect op Tara. Het was alsof ze de wereld voor het eerst werkelijk zag. Ineens wist ze wat de geuren waren die ze de hele dag geroken had. Het waren de geuren van potentiële prooien. De wereld was één groot web. De dood van de spin was niet erg. Omarm het onvermijdelijke had zij gezegd vóór ze haar eitjes onder de huid van haar hals geïnjecteerd had. Haar dood was onderdeel van het grote geheel. En zij? Zij hoorde thuis in het centrum van het web.
Ze monsterde het tweetal op de grond. De vrouw die haar moeder was, jammerde nog steeds. De man keek nu om, naar haar. Zij bleef in elkaar gedoken zitten, deed alsof ze bang voor hem was. Hij richtte zich op en bewoog zich dreigend in haar richting. Zodra hij dichtbij was, sprong Tara overeind en deed met hem exact hetzelfde als met Lenie. Ze klemde zich met armen en benen aan hem vast, zocht en vond binnen een seconde haar doel. Haar tanden zonken in het vlees van zijn hals. Peter brulde het uit. Hij sprong op en neer, rukkend aan haar lichaam. Ze liet zich opnieuw in een hoek gooien. Daar wachtte ze ineengedoken op het onvermijdelijke. Niets is voor niets.
Lenie krijste, terwijl Peter aan de plek in zijn hals voelde. Struikelend rende hij de keuken in en draaide de kraan open. De geluiden om haar heen klonken als muziek in Tara’s oren. Naast het bloed, proefde ze de weeïge smaak in haar mond. Haar tong streelde over haar hoektanden. Jij en in zijn één, had de spin gezegd. Ze keek naar Lenie, van wie het gezicht in een vreemde grimas vertrok en die trekkende bewegingen met haar armen maakte. Over de huid van haar hals voelde Tara de pootjes van krioelende spinnetjes bewegen. Peter wankelde de gang weer in. Hij keek van haar naar Lenie en terug en in zijn ogen zag Tara angst. Doodsangst. Het was slechts een kwestie van tijd.
Rianne Lampers
“Jullie blijven hier, wij rijden de eerste lading troep naar gemeentewerken.”
“Maar mam...”
De blik die Tara van haar moeder kreeg, behoefde geen woorden. Sinds Lenie Vermeulen haar vader dood in bed gevonden had, waar hij al bijna twee weken lag te vergaan, had ze een humeur om op te schieten. Lijdzaam keek Tara toe hoe haar moeder instapte en verder ruziede met haar vriend. Die reed veel te hard weg, het grind van de oprit spatte op vanonder de banden. Tara ving nog net een glimp op van het kibbelende tweetal, voor ze zich omdraaide en terug het huis in slenterde.
Ze vermeed het om naar de kelderdeur te kijken. Daarachter woonde immers de moordenaar van haar oma. Hoewel het niet koud was, rilde ze. Ze wreef over haar dunne bovenarmen en keek de huiskamer in. Daar stond Niels te rommelen in de lades van de antieke kast.
“Kijk eens!”
Triomfantelijk hield hij een gouden armband omhoog.
“Die ga je toch wel aan mama geven?”
De ogen van Niels begonnen boosaardig te schitteren. Hij liep op Tara af en grijnsde.
“Waarom zou ik? Jij gaat vast niet verklappen dat ik hem gevonden heb.”
Tara deinsde achteruit. Niels was een kop groter en zeker twintig kilo zwaarder dan zij.
“En waarom zou ik dat niet doen?” vroeg ze in een opwelling van dapperheid.
Niels propte de armband in zijn broekzak en greep haar bij haar schouders.
“Waarom? Omdat ik weet waar jij bang voor bent. Het bangst van alles.”
Hij bewoog zijn gezicht naar het hare en lachte. Zijn adem stonk naar een mix van cola, chocolade en chips. Walgend probeerde Tara zich uit zijn greep te bevrijden. Het angstzweet brak haar uit. Hij zou toch niet... Maar Niels duwde haar de gang in.
“Laat me los!”
“Dat dacht ik niet. Jij zult je mond houden, omdat ík het zeg.”
Zijn vingers boorden zich in haar bovenarmen. Tara’s hart bonsde in haar keel toen ze de muur in haar rug voelde. Links van haar was de kelderdeur die Niels met één hand opende. Een muffe geur sloeg hen tegemoet.
“Laat me los, Niels! Ik wil het niet! Alsjeblieft, niet doen!”
Haar smeekbede haalde niets uit. Onverbiddelijk sleurde Niels haar naar de kelderopening. Op het plateautje voor de keldertrap dwong hij haar op haar knieën. Achter haar lonkte het duister, dat met gretige vingers haar trillende lijf streelde. Tara probeerde te voorkomen dat Niels haar zou opsluiten en klauwde wanhopig naar zijn benen. Tevergeefs. Met een klap sloeg hij de deur dicht en draaide de sleutel om in het slot. Tara veerde onmiddellijk overeind en gilde.
“Laat me eruit, Niels! De spin is hier!”
“Domme bangerik. Er is daar helemaal niets!”
Hysterisch bonkte Tara op de deur en sloeg een aantal keren op het lichtknopje, zonder het gewenste effect. Het licht deed het niet. Ze proefde snot in haar mond lopen terwijl ze smeekte om bevrijding. Er gebeurde niets. De voetstappen van Niels verwijderden zich van de deur. Radeloos zakte Tara door haar knieën en maakte zich heel klein.
Opgerold als een baby lag ze tegen de deur aangedrukt. Haar hysterie zakte, het snikken verminderde. Ze durfde haar ogen niet te openen, bang voor het duister dat haar volledig omsloot. Bang om ergens in dat duister twee rode ogen te zien. De ogen van de spin. Niels zei dat er niets was in de kelder, maar opa, die bioloog geweest was van beroep, had verhalen verteld over allerlei gemuteerde dieren die hij tien jaar na de kernramp in de omgeving van Tsjernobyl had aangetroffen. Drie jaar geleden was hij terug geweest naar het onderzoeksstation dat hij daar ooit had opgezet. Hij kreeg er te horen dat door de jaren heen twee van zijn voormalige collega’s op geheimzinnige wijze waren verdwenen en daar had hij een gruwelijke theorie over. Terug in Nederland had hij hun tijdens een diner opgewonden verteld over een zwarte spin van bijna een meter in doorsnee die hij er gezien had. Volgens hem kon een monster van dergelijke afmetingen rustig een mens verschalken. Tara herinnerde zich hoe haar opa later met iets van waanzin in zijn ogen beweerd had dat precies zo’n spin haar oma had vermoord, beneden in de kelder. Bijna niemand geloofde hem, behalve zij.
De dokter zei dat oma een hersenbloeding had gehad terwijl ze de keldertrap afdaalde. Ze was gevallen en had daarbij een beschadiging aan haar rug opgelopen. Nadat opa haar gevonden had, brachten hulpdiensten haar naar het ziekenhuis. Daar had ze een week lang roerloos in bed gelegen, niet in staat om spreken, te eten of te drinken. Uiteindelijk had ze er voorgoed haar ogen gesloten.
Het verhaal over de spin had Tara’s moeder zo kwaad op haar vader gemaakt, dat ze het vertikte nog bij hem langs te gaan, iets wat ze zo’n twee jaar had volgehouden. Het was opa die de eerste stap zette naar herstel van het contact. Hij had haar gebeld en gesmeekt om weer eens langs te komen. Maar Tara kende haar moeders koppigheid. Ze had haar aan de telefoon horen schreeuwen dat ze genoeg had van zijn horrorverhalen en dat hij het op zijn buik kon schrijven dat ze ooit nog een voet bij hem in huis zou zetten.
Waarom ze uiteindelijk toch naar hem toe gegaan was, kon Tara alleen maar raden. Het was vast om geld te doen geweest. Aangezien haar moeder enig kind was, hadden haar ouders haar regelmatig wat geld toegeschoven. Dat miste ze vast en zeker veel meer dan het contact. Eenmaal bij haar vader in huis, ontdekte Lenie dat hij al langere tijd dood in bed lag.
Tara wreef het snot en de tranen van haar gezicht en knipperde met haar ogen. Op de streep licht na die onder de deur door kwam, was het volkomen donker om haar heen. Ze klappertandde. Nu haar neus niet meer zo dicht zat, drong de muffe geur van de kelder weer tot haar door. Nog altijd doodsbang om in het duister iets angstaanjagends te zullen ontdekken, sloot ze haar ogen weer.
Het vrijstaande huis was nu van haar moeder. Ondanks het tegensputteren van Tara en Niels wilde zij dat ze er met z’n allen gingen wonen. De gedachte alleen al maakte Tara misselijk. Het betekende immers dat ze weer helemaal opnieuw moest beginnen met het maken van vrienden. Iets waar ze toch al niet goed in was.
“Niels? Laat me er nu uit, alsjeblieft? Straks komen mama en Peter terug en dan zullen ze boos zijn. Niels?”
Het bleef een moment angstwekkend stil na haar vraag. Toen hoorde Tara onderaan de trap iets ritselen. Ze bevroor. Het was het geritsel van poten. Van meerdere, voorzichtig voortschuifelende poten. Haar hart begon pijnlijk te bonzen. Doodsbang duwde ze zich op haar knieën. Ze drukte haar handen plat tegen de deur en piepte.
“Niels!”
Het geschuifel kwam dichterbij. Alle haren op Tara’s lijf kwamen overeind.
“Niels! Laat me eruit! Het is... Het is de spin! Niels!”
Achter zich hoorde ze het wezen naderen. Het voelde alsof links en rechts van haar twee beweeglijke poten langs haar armen streelden, alsof daaronder nog eens twee poten zich rond haar middel sloten. Iets zwaars drukte tegen haar rug. Tara’s hart viel stil. Ze wist het zeker: het was de spin. En hij was reusachtig.
In een reactie op de aanrakingen liep ongewild haar blaas leeg. De urine stroomde langs de binnenkanten van haar benen in hetzelfde tempo als de tranen over haar wangen liepen. Ze kneep haar ogen dicht en slaakte een gil.
“Niels! Hélp!”
Aan de andere kant van de deur hoorde ze de voetstappen van haar broer naderen. Maar dat was niet alles wat ze hoorde. Ze hoorde hoe hij haar uitlachte.
“Hou op met die onzin, Tara. Ik laat je er toch niet uit!”
De voetstappen van Niels verwijderden zich weer. Een angstwekkend lange minuut heerste er stilte. Daarna werd deze verbroken door een stem die Tara’s hoofd vulde.
Wees niet bang.
Jij en ik zijn één.
Omarm het onvermijdelijke.
Niets is voor niets.
Luister naar wat ik zeg...
“Verdomme, Niels! Stelletje rotkinderen! Kan ik jullie nou nooit eens een moment alleen laten?”
De sleutel ging om in het slot, de deur week en licht stroomde de kelder binnen. Tara tuimelde de hal in. Lenie Vermeulen vertrok haar gezicht in afgrijzen.
“Je hebt in je broek gezeken!”
Als een koude douche daalde een stroom van verwijten op Tara neer. Noch haar moeder, noch haar vriend Peter of Niels, besteedde aandacht aan haar lethargische houding. Ze had haar duim in haar mond en het was alsof het geschreeuw niet tot haar doordrong, alsof ze sliep met haar ogen open. Lenie Vermeulen sleurde haar dochter naar de auto, smeet haar op de achterbank en besloot dat het eerste dagje opruimen in haar vaders huis ten einde was.
“Blijf van me af!”
Lenie schrok van Tara’s heftigheid. De bulten onder haar oren zagen er vreemd uit. Ze waren begonnen als vlekjes, maar hadden nu de grootte van een golfbal, met precies zulke putjes erin. De plekken deden rood en warm aan.
“Ik wil alleen maar kijken. Misschien zijn het vetbulten, maar misschien heb je een vorm van de bof of zo.”
Tara’s ogen glommen alsof ze koorts had. Er straalde een ongekend venijn uit.
“Het gaat vanzelf over!”
“O, mij best hoor. Als je maar weet dat ze je er op school mee zullen pesten.”
Zonder verder iets te zeggen, verliet Lenie Tara’s kamer. Ze had wel wat beters te doen dan voor kindermeisje spelen. Er was nog heel wat werk te verzetten in het huis. Ze wilde er niemand voor inhuren, zelfs al zat ze er nu warmpjes bij. Lange tijd had ze moeten sappelen en daar had ze nu geen zin meer in. Schoonmaken kon ze als de beste, daar had ze niemand bij nodig, ook Peter niet.
Hoewel hij verrukt geweest was over haar erfenis, had hij toch de benen genomen. Ze miste hem niet. Hij was een nietsnut die haar seksueel had weten te bevredigen, maar verder schromelijk tekortschoot. Met tegenzin had hij haar de eerste twee dagen geholpen, daarna had hij zijn koffers gepakt. Haar enige reactie was ‘opgeruimd staat netjes’ geweest. Nu zat ze nog opgescheept met haar twee onhebbelijke kinderen. De veertienjarige Niels was de minst vervelende van de twee. Hij ging zoveel mogelijk zijn eigen gang. De twee jaar jongere Tara daarentegen hing constant als een klit om haar heen, of ze haar nu wegduwde, een lel verkocht of uitschold. Op de een of andere manier kwam de boodschap maar niet aan.
Lenie had nooit kinderen gewild, maar had zich in een vlaag van verliefdheid laten verleiden tot het nemen van deze twee. Haar ex hield het kort na Tara’s geboorte voor gezien. Hij had duidelijk nooit beseft wat het opvoeden van kinderen inhield en hoeveel offers dat van ouders vroeg. Na zijn vertrek liet Lenie zich nooit veel gelegen liggen aan haar kinderen. Hoe ouder ze werden, des te eenvoudiger het werd. Nu ook voor Tara de lagere school verleden tijd was, had Lenie het gevoel dat ze eindelijk haar eigen leven kon gaan leiden. Met een aardige som geld achter de hand en een joekel van een hypotheekvrij huis, moest dat toch niet moeilijk zijn.
Tara voelde aan de plekken in haar hals en huiverde. Ze bekeek ze in de spiegel en voelde hoe de warmte erin zich uitbreidde naar haar gezicht, haar schouders en borst. Het voorval in de kelder had haar veranderd. Of er werkelijk een reusachtige spin huisde in de kelder, of dat ze puur en alleen haar eigen angst had ontmoet, daarvan was ze niet zeker. In haar hoofd had ze gehoord: Wees niet bang. Jij en ik zijn één. Vreemd genoeg was dat een geruststellende gedachte. Spinnen waren immers niet bang voor mensen, het waren mensen die bang waren van spinnen.
Beneden hoorde ze Niels roepen: “Mam, ik ga naar school!”
“Niels, wachten jij! Je neemt je zusje mee.”
“Hè, mam! Dat kun je toch niet menen? Ik...”
“Je neemt je zusje mee en daarmee uit! Of moet ik je een dreun verkopen? Tara?”
Tara draaide zich weg van de spiegel in haar nieuwe kamer en antwoordde dat ze eraan kwam. Ze pakte haar tas en liep de trap af naar beneden. In haar opa’s huis was het nog altijd rommelig, al was het niet meer zo erg als het geweest was. Haar moeder liet zich hier van haar ijverige kant zien.
“Als jullie thuiskomen, zal ik er niet zijn. Ik ga eerst in huis werken en dan heb ik wel wat vertier verdiend. Hier hebben jullie een sleutel. In de keuken en de kelder kun je eten vinden. Je kunt pakken waar je trek in hebt.”
Met een gezicht als een onweerswolk pakte Niels de sleutel aan. Hij wierp Tara een vernietigende blik toe en stampte naar de schuur om zijn fiets te pakken.
“Als je maar niet denkt dat ik kindermeisje ga spelen. Zodra school in zicht komt, ben ik weg, begrepen?”
Zonder een woord te zeggen, wierp Tara hem een strakke blik toe en stapte op haar fiets.
Tara vroeg zich af of er iets ergers bestond dan haar moeder gelijk te moeten geven. Ze wérd gepest. In tegenstelling tot vroeger, huilde ze nu niet. Het deed pijn, maar onder de pijn kolkte een berekenende woede. Ze hield zich gedeisd en onthield zich van commentaar op de snerende opmerkingen die haar om de oren vlogen. De hele dag door voelde ze de honger knagen. Ze had niet ontbeten en in de lunchpauze durfde ze niet aan te sluiten in de rij in de kantine.
Tijdens de laatste les bewoog ze het puntje van haar tong over de binnenkanten van haar hoektanden en ontdekte dat daarboven ook twee bobbels zaten. Gedachteloos stak ze een wijsvinger in haar mond en duwde tegen één van de bulten. Prompt sijpelde er vocht uit, dat een weeïge smaak in haar mond achterliet. Even was Tara bang dat ze ontstoken wortels had en dat het geen speeksel was dat uit haar tandvlees stroomde, maar pus. De vloeistof op het topje van haar vinger was echter reuk- en kleurloos. Op dat moment hoorde ze een meisje achter haar een gil slaken.
“Getver! Er lopen spinnen in je nek!”
De uitroep zorgde voor hilariteit alom. Tafels en stoelen werden ruw weggeschoven, aanstellerige meiden sprongen op hun stoelen en gilden de boel bij elkaar. De lerares probeerde tevergeefs de aandacht te krijgen door op het bord te timmeren en om stilte te roepen.
Tara voelde aan haar hals. Er kriebelde inderdaad iets. Geschrokken rende ze de klas uit en vluchtte naar de toiletten Daar hield ze hijgend stil voor de spiegel en keek met grote ogen naar zichzelf. Uit de bobbels krioelde een veelvoud aan kleine spinnen. Haar eerste reactie was slaan naar de stroom van beweeglijke, zwarte bolletjes. Een aantal belandde in de wasbak. Snel zette ze de kraan open en spoelde de spinnetjes weg. Nu liepen er nog op haar kleren. Opnieuw sloeg ze ernaar en vertrapte degene die op de grond terechtkwamen.
“Gaat het?”
Dat was de lerares. Verward keek Tara naar de zojuist verschenen vrouw. Het eerste dat in haar opkwam, was een gemompeld: “Ik ben daarnet zeker door een spinnenweb of zo gelopen. Het zijn allemaal kleine spinnetjes.”
De lerares knikte zonder al teveel interesse te tonen.
“Dat zal het geweest zijn. Kom.”
Niels was al thuis. Tara hoorde hem in de keuken bezig. Hij sloeg met de kastdeurtjes en mopperde hardop.
“Er is wel wat te eten, zei ze. Maar waar dan?”
Tara kon haar maag horen knorren. Ze zoog op de bult op haar tandvlees, waar eerder op de dag vocht uit gelopen was en proefde opnieuw de weeïge smaak.
“In de kelder misschien?”
Met een ruk draaide Niels zich om. Hij had haar kennelijk niet horen thuiskomen.
“Hoe bedoel je in de kelder?”
“Dat zei mama. Er is eten in de keuken en in de kelder,” verduidelijkte Tara.
Niels grijnsde vals naar haar.
“Als je maar niet denkt dat ik de kelder in ga terwijl jij hier bent. Straks sluit jij mij op.”
Tara beantwoordde zijn grijns met een lachje.
“Nee maar, Niels Vermeulen is bang voor zijn kleine zusje.”
De grijns maakte plaats voor woede. Niels haalde naar haar uit, maar miste omdat Tara razendsnel wegdook.
“Doe niet zo stom! Heb je nou honger of niet? Is hier werkelijk niets te vinden in de kasten?”
“Eieren en een restje kaas. Dat is alles.”
Even stonden ze zwijgend tegenover elkaar. Toen besloot Tara: “Dan ga ik toch in de kelder kijken? Als jij niet dúrft.”
Ze snoof, draaide zich om en liep naar de gang. Ongewild begon toch haar hart te bonzen, haar ademhaling versnelde. Hoewel ze niet bang was zoals die keer dat Niels haar in de kelder had opgesloten, toch knaagde een eigenaardig gevoel aan haar. Naast dat gevoel, knaagde de honger. Vastberaden trok ze de deur open en drukte op het lichtknopje. Ditmaal baadde de kelder terstond in het licht. Tara liep naar de keldertrap. Terwijl ze haar voet op de eerste trede zette, hoorde ze achter zich de voetstappen van Niels. Ze wierp hem over haar schouder een blik toe en zag in één oogopslag dat hij het moeilijk had met haar schijnbare kalmte. Halverwege de trap hoorde ze hem sneller naderbij komen. Hij haastte zich langs haar heen, alsof hij haar wilde bewijzen dat hij niet bang was. Tara lachte zachtjes.
Beneden was het één grote bende. De plek waar opa eens zijn terraria had staan, lag nu van alles wanordelijk opgestapeld, overdekt met spinnenwebben. De rekken tegen de muren puilden uit van de rommel. Slechts één rek stond er een beetje ordelijk bij, met frisdrank en allerhande voorverpakt eten op de planken. Niels greep een fles cola en bekeek gretig de keuze aan voedsel.
Tara hield verwachtingsvol stil op de laatste tree. In haar hoofd hoorde ze de stem herhalen: Omarm het onvermijdelijke. Er klonk geschuifel. Gefascineerd keek Tara toe hoe iets groots en donkers tevoorschijn kwam vanachter een berg rommel. Niels had het niet direct door. Pas toen een leeg augurkenblik kletterend omviel, draaide hij zich om. Terstond puilden zijn ogen uit. Hij liet de fles cola vallen en zocht schichtig naar een uitweg. Daar trof zijn blik die van Tara. Haar mondhoeken waren omhoog gekruld in een duivels lachje.
“Niels? Tara?”
“Mam! We zijn hier beneden. Kom vlug, Niels is gevallen!”
Lenie Vermeulen vond de kelderdeur wijd open toen ze thuiskwam. Ze liep het plateautje op en keek van boven aan de trap naar beneden. Daar zag ze Tara op haar hurken naast Niels zitten.
“Verdomme,” gromde ze, terwijl ze met onvaste passen de trap af liep, “het is ook altijd wat met jullie twee.”
Beneden gekomen keek ze naar haar zoon, wiens gezicht vertrokken was in een pijnlijke grimas. Hij probeerde overeind te komen, maar dat lukte hem niet. Vervolgens probeerde hij te praten, getuige het trekken met zijn mond, maar ook dat leidde tot niet veel anders dan wat onverstaanbaar gekerm. Hij had moeite om het speeksel in zijn mond weg te slikken. Het leek verdorie wel alsof hij dronken was. Net zoals zij. Lenie giechelde stompzinnig bij de gedachte.
“Niels, kom overeind. Je kunt hier echt niet blijven liggen.”
Tara ging staan. Ze keek Lenie met een ondefinieerbare blik in haar ogen aan.
“Hij kan niet overeind komen.”
“Is hij van de trap gevallen?”
Tara schudde haar hoofd.
“Nee, hij is hier gevallen. Door de spin.”
Hoewel ze dronken was, haalde Lenie onverwacht snel uit. De beweging die ze maakte, bezorgde haar zelf een duizeling. Haar vlakke hand daalde krachtig neer op Tara’s linkerwang terwijl ze krijste: “Rotmeid! Hou op met die idioterie!”
Haar klap had een eigenaardig gevolg. Er weerklonk een schrille piep, gevolgd door het geluid van rap voortbewegende poten. Uit een hoek van de kelder dook een zwarte schaduw op. Lenie slaakte een doordringende gil en deinsde achteruit tot ze het rek haar in haar rug voelde. Voor haar stond de grootste spin die ze ooit gezien had. Een spin zo groot, dat het onwaarschijnlijk was. Ze schudde met haar hoofd. Wat had ze in godsnaam gedronken?
Tara leek niet onder de indruk van de gruwelijke verschijning. De spin hief zich op zijn achterste poten en maaide met de voorste vier dreigend in lucht. Lenie hapte naar adem. Ze drukte zich nog iets dichter tegen het rek, alsof dat haar bescherming kon bieden tegen het monster.
“Niet doen!”
Ongelovig keek Lenie naar haar dochter. Die keek berekenend van de spin naar haar en zei: “Jij wilde opa niet geloven. Nu zie je dat hij gelijk had.”
Tranen vulden Lenies ogen. Ze begon van top tot teen te trillen nu de werkelijkheid tot haar doordrong en ze jammerde: “Wat wil je van mij?”
Tara’s antwoord klonk onheilspellend.
“Eten. En Niels is als eerste aan de beurt. Om gegeten te worden! Aan jou de keuze. Of je helpt de spin aan eten, of je wordt gegeten. Je zegt het maar.”
“Eten? Hij is als eerste aan de beurt? Je kletst uit je nek!”
Een naar lachje vulde de kelder.
“Denk je dat?” spotte Tara. “De spin heeft Niels vol gespoten met gif. Dat lost langzaam maar zeker zijn ingewanden op. Al wat de spin straks hoeft te doen, is hem leegzuigen. Het is dat akelige joch zijn verdiende loon. De spin kan met jou precies hetzelfde doen, maar dat zou betekenen dat ik het in mijn eentje moet zien te rooien. We kunnen jou nu goed gebruiken. Hij moet eten en ik moet eten. Zo simpel is het.”
Lenie drukte met trillende vingers haar zoveelste sigaret uit. Ze had willen vluchten. Ze had de ongediertebestrijding willen bellen en het huis laten ontdoen van dat smerige beest. Maar ze was doodsbang dat er niet slechts één was. Waar één spin woonde, waren er altijd meer.
Natuurlijk kende ze het verhaal van haar vader. Ze had zich voorgenomen hem nooit te geloven. Zijn collega’s geloofden hem niet eens. Toch was ze diep in haar hart bang geweest. Bang dat hij stiekem zo’n beest mee naar huis genomen had. Of dat er één in zijn bepakking gezeten had, zonder dat hij het besefte. Ze had altijd een pesthekel aan spinnen gehad en hij wist dat. Hij had haar bewust angst aangejaagd met zijn verhalen. Het besef dat het niet slechts verhalen geweest waren, liet een smaak in haar mond achter die nog bitterder was dan haar zwarte koffie.
Eten, wilden ze. Op verzoek van Tara had ze voor haar spiegeleieren gebakken. De spin had zichzelf al een maaltijd bereid. Lenie had nooit van haar kinderen gehouden. Desondanks deed het idee dat dat smerige beest haar vlees en bloed vergiftigd had met de intentie al het leven uit hem te zuigen, pijn. Lenie zou nooit meer de blik in de ogen van Niels vergeten. De verstarde doodsangst, zwemmend in tranen. Voor hem was er niets meer aan te doen. Toch voelde ze zich rebels. Opgeven hoorde niet bij haar karakter. Ze goot het laatste restje koffie naar binnen en griste een volgende sigaret uit het pakje dat op de keukentafel lag. Op dat moment hoorde ze voetstappen. De keukendeur ging open en Tara verscheen.
“Mam? Ik heb honger.”
Het gezicht van haar dochter zag bleek, alsof ze slecht geslapen had. De bulten in haar hals waren echter geslonken. Ze waren in elk geval niet meer zo bobbelig en rood.
“En wat wil je daarmee zeggen?”
Tara’s gezicht vertrok in een sadistische grimas. Lenie huiverde om de uitdrukking in haar dochters ogen.
“Dat jij iets te eten voor me moet maken.” Tara schoof een stoel naar achteren en ging verwachtingsvol tegenover Lenie zitten.
Die twijfelde even. Ze liet zich doorgaans niet commanderen. Het leek haar nu echter beter om niet te ondoordacht te werk te gaan. Als er iets was waar ze waarde aan hechtte, dan was het wel haar eigen leven.
“En wat had mevrouw gehad willen hebben,” sneerde ze dus.
“Doe nog maar een keer spiegeleieren.”
Tara was die ochtend wakker geworden van een kriebelig gevoel in haar gezicht. In tegenstelling tot de vorige dag op school, schrok ze nu niet van de spinnetjes. Ze wist dat ze uit de bobbels in haar hals gekropen waren. Ze wist ook dat ze nooit allemaal zouden blijven leven. Haar paniekreactie had het leven van een handvol van hen gekost, de rest zou ze met rust laten. Als ze bij haar wilden blijven, dan zou ze voor hen zorgen als een moeder. Ze verwachtte dat, zolang ze klein waren, hun voedsel uit insecten zou bestaan. Pas als ze de normale spinnengrootte voorbij waren, zouden insecten niet meer genoeg voor hen zijn. Tot die tijd hoefde alleen de spin in de kelder gevoed te worden.
Tara genoot van de macht die ze over haar moeder had. Al die jaren van onbeantwoorde liefde waren in één klap naar de achtergrond verdreven. Ze beval haar om Niels ziek te melden en verder te gaan met het huis schoonmaken. Zelf maakte ze zich klaar om naar school te gaan.
In tegenstelling tot anders, voelde Tara zich verbazingwekkend zelfverzekerd toen ze alleen naar school ging. Op het schoolplein zag ze kinderen uit haar klas in groepjes bij elkaar staan. Er werd over haar gefluisterd en om haar gelachen, maar ze trok zich er niets van aan. De geuren om haar heen kwamen op de een of andere manier anders op haar over. Ze kon niet goed thuisbrengen wat voor geur het precies was die ervoor zorgde dat het water haar in de mond liep.
Ze had niet schoongemaakt. In plaats daarvan had ze gedronken. Lenie slenterde door het huis, dat sinds het bizarre moment in de kelder lang niet meer zo aantrekkelijk voor haar was. Het geluid van de bel liet haar opschrikken. Het was Peter.
“Hé, schatje. Ik kom mijn excuses aanbieden. Eigenlijk had ik niet zomaar weg moeten...”
Lenie liet hem niet uitpraten. Ze omhelsde hem en kuste hem hartstochtelijk, waarna ze zich van hem losrukte en hem haar redder noemde. Vervolgens sleurde ze hem naar de keuken en drukte hem op een stoel neer. Gejaagd begon ze haar verhaal te doen. De uitdrukking op Peters gezicht veranderde van opgewekt naar verbaasd en vervolgens naar achterdochtig.
“Je hebt gedronken.”
Woedend wilde ze naar hem uithalen, maar Peter was sneller dan zij. Hij greep haar hand vast.
“Alsof dat iets uitmaakt! Jij zou ook aan de drank gaan als je zoiets walgelijks had meegemaakt als ik!”
Peter grijnsde om haar.
“Je bent mooi als je boos bent.”
In plaats van bozer te worden om dat cliché, grinnikte Lenie. Ze ging bij hem op schoot zitten en kuste hem opnieuw. Het goedmaken na een ruzie, was hen altijd goed afgegaan. Deze keer zou ze zijn geilheid gebruiken voor haar plannetje.
“Ik voel dat je je wel in bent voor een vrijpartij.”
“Jij niet zeker,” spotte Peter.
Lenie duwde zich een beetje van hem af en keek hem diep in zijn ogen.
“Jawel, maar niet nu. Jij denkt dat ik een fabeltje vertel, hè? Dan durf je vast en zeker wel met mij de kelder in te gaan.”
“Natuurlijk durf ik dat. Als jij daar gelukkig van wordt.”
“Dat word ik. Maar we kunnen niet ongewapend gaan.”
Lenie liet hem lachen. Uiteindelijk zou ze zelf ook gelachen hebben als ze niet gezien had wat ze de vorige avond had gezien. In de huiskamer hingen twee zwaarden aan de muur. Ze griste ze er vanaf en gaf er Peter één in zijn handen. Dit lokte opnieuw een lachsalvo bij hem uit. Geduldig wachtte Lenie tot hij tot bedaren gekomen was.
“Luister goed, Peter. Je kunt nog wel eens voor een verrassing komen te staan daar beneden, dus wees gewaarschuwd.”
Natuurlijk liet ze hem voorgaan. Als dat beest zich zou laten zien en Peter erdoor overrompeld werd, dan had zij voldoende tijd om stelling te nemen en het monster met haar zwaard te doorboren. Ze deed voorzichtig de kelderdeur open, beval Peter om het licht aan te doen, en volgde hem naar de trap.
Peter zag in één oogopslag Niels op de grond liggen. Hij wierp Lenie een verwarde blik toe. Ze knikte heftig en gaf hem een duwtje in zijn rug. Met het zwaard in de aanslag zette hij een stap op de eerst tree, de tweede, de derde. Lenie volgde op een afstandje, eveneens met het zwaard voor zich. Ze keek schichtig naar links en rechts, maar ook naar boven, bang dat het beest zich misschien bovenop een rek verstopt had. Daar hoorde ze het schuifelende geluid. Haar hart begon te bonzen, ze voelde het bloed wegtrekken uit haar gezicht en haar handen klemden zich nog steviger om het gevest van het zwaard. Bovenop een berg rommel bewoog iets. De voorpoten van de spin werden zichtbaar.
“Jezus! Godallemachtig, wat is dat voor beest?”
Peters kreet lokte de spin helemaal tevoorschijn. Het dier sprong naar voren, vier voorpoten gespreid en het bolle lijf zwevend in de lucht. Peter slaakte een rauwe gil toen de poten hem raakten. Wild stak hij toe, trok het zwaard terug en stak nog een keer. De spin maakte een hoog geluid, dat de trommelvliezen van Peter en Lenie bijna liet barsten. Er stroomde een kleurloze vloeistof uit het lijf van de spin en het reusachtige beest rolde trekkend met zijn poten achterover. In een jubelstemming wurmde Lenie zich langs Peter en begon als een wilde op het beest in te steken.
“Vuile moordenaar,” gilde ze. “Hier! En hier! En hier!”
Hijgend hield ze na een aantal keren steken op. De drank zorgde ervoor dat haar hoofd tolde. Ze leunde zwaar tegen de trapleuning en keek Peter met brandende ogen aan. Hij hijgde ook. De blik in zijn ogen was nog altijd verward, maar ze zag er ook opluchting in.
“Mijn god, wat een gigantisch beest is dat,” mompelde hij.
“Wás, mijn liefste, wás.”
Na wat stuiptrekkingen, lag de spin stil. Peter schuifelde naar het beest toe en schopte ertegen, deed daarna snel wat passen achteruit. Het dier bewoog niet meer. Vervolgens wendde hij zich tot de roerloos op de grond liggende Niels en gaf hem ook een duwtje met de punt van zijn schoen. Geen enkele reactie. De wijd open gesperde ogen waren verstild.
“Waarmee heeft dat beest zich in leven gehouden? Met mensen? Dit kan nooit zijn eerste slachtoffer zijn.”
Peter wurmde zich langs de spin en begon in het wilde weg met zijn zwaard in de rommel te prikken. Hij duwde blikken opzij en zakken met oude kleding waar de stof in wolken vanaf kwam. Daaronder stonden drie terraria waar uiteraard geen levende dieren meer in zaten, maar die wel tot de nok toe gevuld waren met de gemummificeerde overblijfselen van dieren. De onderste laag bestond uit vogels, erop lagen katten en daar weer bovenop honden. Maar het ergste was datgene wat bovenop de stapel lag: een uitgedroogd kinderlijkje. Lenie ging bijna over haar nek. Kokhalzend rende ze de trap op naar boven. Peter volgde iets later.
Lenie zat aan de keukentafel en griste een sigaret uit haar pakje. Peter deed hetzelfde en een tijdje zaten ze daar zwijgend te roken. Toen zei Peter, alsof hij haar daarmee wilde geruststellen: “Ik zag in de gauwigheid maar één menselijk lijk. Naast dat van Niels natuurlijk.”
Weer bleef het een tijd stil. Lenie staarde verloren naar buiten.
Peter vroeg: “Moeten we de politie waarschuwen?”
Ze keek hem aan. Als de politie eraan te pas kwam, dan kon dat vervelende gevolgen hebben. En dat terwijl zij alleen maar wilde genieten van wat ze eindelijk verworven had. Een groot huis. Geld. Eén kind minder... Hm. Ze kon Niels als vermist opgeven, maar het was minder eenvoudig om zich ook te ontdoen van Tara, hoe graag ze dat ook wilde.
“Wat vind jij?”
Peter nam een diepe haal van zijn sigaret en blies de rook bedachtzaam uit.
“Misschien beter van niet. We moeten geen slapende honden wakker maken. Wie weet hoe lang dat lijk er al lag. Het zag er in elk geval compleet verdroogd uit. Waar ik me zorgen om maak, dat is Tara.”
Waarop Lenie grijnsde en zei: “Laat die maar aan mij over.”
Er was iets mis. Ze kon het voelen. Ruiken. Bedachtzaam zoog Tara op de bulten in haar mond. De auto van Peter stond op het terrein. Het verbaasde haar niet dat hij weer terug was. Tijdelijk, want uiteindelijk hield niemand het lang met haar moeder uit.
Ze zaten aan de eettafel. In de keuken hing een blauwe walm. Misprijzend keek Tara van Lenie naar Peter en weer terug. Even hing er een gespannen stilte, toen stond haar moeder op. Er ging een onverklaarbare dreiging van haar uit.
“Kom eens mee jij.”
Lenie ging haar voor naar de kelder, drukte op het lichtknopje en wees met haar hoofd naar binnen. Zonder het te zien, wist Tara meteen dat de spin dood was. Dat was wat ze rook. Te ontdaan om oplettend te blijven, moest ze een flinke mep tegen haar hoofd incasseren. Ze slaakte een kreet en wilde wegrennen. Lenie was echter in een euforische stemming. Daar beneden lag het teken van haar overwinning: de dode spin. Ze greep haar dochter in haar nekvel en schudde haar door elkaar.
“Dat zal je leren!”
Waar Lenie echter niet op rekende, was Tara’s reactie. Razendsnel klauwde ze zich met beide handen aan haar moeders vast. Ze sloeg haar benen om haar heen en drukte zich tegen haar aan. De geur van haar moeders zweet drong haar neus binnen. Als in een reflex duwde ze haar gezicht in haar hals. Alsof ze een hap van een meloen wilde nemen, opende ze wijd haar mond en klapte haar kaken op elkaar met het vlees van haar moeders hals ertussen. Lenie krijste terwijl zij beet. En doorbeet, tot het bloed haar mond in stroomde. Krijsend als een varken op de slachtbank probeerde Lenie zich uit haar greep te bevrijden.
Vanuit de keuken stormde Peter naar hen toe. Hij wierp zich tussen beiden, rukte Tara van Lenie af en smeet haar achteloos in een hoek. Jammerend sloeg Lenie haar armen om zijn nek.
“Dat rotkind heeft me gebeten!”
“Rustig maar, schatje, rustig maar. Ik mep haar de andere wereld in als ze nog zoiets flikt!”
De smaak van bloed had een verbijsterend effect op Tara. Het was alsof ze de wereld voor het eerst werkelijk zag. Ineens wist ze wat de geuren waren die ze de hele dag geroken had. Het waren de geuren van potentiële prooien. De wereld was één groot web. De dood van de spin was niet erg. Omarm het onvermijdelijke had zij gezegd vóór ze haar eitjes onder de huid van haar hals geïnjecteerd had. Haar dood was onderdeel van het grote geheel. En zij? Zij hoorde thuis in het centrum van het web.
Ze monsterde het tweetal op de grond. De vrouw die haar moeder was, jammerde nog steeds. De man keek nu om, naar haar. Zij bleef in elkaar gedoken zitten, deed alsof ze bang voor hem was. Hij richtte zich op en bewoog zich dreigend in haar richting. Zodra hij dichtbij was, sprong Tara overeind en deed met hem exact hetzelfde als met Lenie. Ze klemde zich met armen en benen aan hem vast, zocht en vond binnen een seconde haar doel. Haar tanden zonken in het vlees van zijn hals. Peter brulde het uit. Hij sprong op en neer, rukkend aan haar lichaam. Ze liet zich opnieuw in een hoek gooien. Daar wachtte ze ineengedoken op het onvermijdelijke. Niets is voor niets.
Lenie krijste, terwijl Peter aan de plek in zijn hals voelde. Struikelend rende hij de keuken in en draaide de kraan open. De geluiden om haar heen klonken als muziek in Tara’s oren. Naast het bloed, proefde ze de weeïge smaak in haar mond. Haar tong streelde over haar hoektanden. Jij en in zijn één, had de spin gezegd. Ze keek naar Lenie, van wie het gezicht in een vreemde grimas vertrok en die trekkende bewegingen met haar armen maakte. Over de huid van haar hals voelde Tara de pootjes van krioelende spinnetjes bewegen. Peter wankelde de gang weer in. Hij keek van haar naar Lenie en terug en in zijn ogen zag Tara angst. Doodsangst. Het was slechts een kwestie van tijd.
Rianne Lampers